Bij personen met een persoonlijkheidsstoornis staat het gebrekkig vermogen om te mentaliseren centraal. Stress geeft bij deze personen aanleiding tot terugval naar een primitievere vorm van interageren, waarbij impulsieve reacties, zwart-wit denken, achterdocht en vijandigheid vaak centraal staan. Onderzoek naar persoonlijkheidsstoornis en zwangerschap/ouderschap is beperkt. Hieronder enkele bevindingen samengevat:
Prevalentie
Persoonlijkheidsstoornissen als dusdanig komt vaak voor onder de algemene bevolking. Bij de GGZ-populatie loopt de prevalentie op tot 40-50 %. Er zijn geen prevalentiecijfers voor persoonlijkheidsstoornissen bij de zwangere populatie.
Effecten op het kind
Moeders met een persoonlijkheidsstoornis ervaren vaak mindreadingsproblemen. De moeder kan zich moeilijker inleven in de mentale leefwereld van haar baby. Zo interpreteert ze gedrag als onterecht intentioneel. Regulatieproblemen bij de baby geven vaak aanleiding tot stress en gebrekkige mentalisatie bij de moeder waardoor de moederlijke respons en de regulatie verder verstoord raakt.
Behandeling
Het behandelen van moeders met een persoonlijkheidsproblematiek binnen een opname op een Moeder-Baby-Unit heeft minder positieve resultaten. Uit onderzoek blijkt dat opnames vaak langer duren, minder impact hebben en er vaker verlies van hoederecht optreedt.
Ambulante behandeling is aangewezen. Hierin is de co-regulerende en supportieve houding van de hulpverlener van belang. De behandeling dient gericht te zijn op het bevorderen van het mentaliserend vermogen bij de moeder. Dit kan de mindreadingsvaardigheden verbeteren en intergenerationele overdracht voorkomen.